Immunologie


Tijdens een rotavirusinfectie zal het varken hierop reageren en zichzelf beschermen tegen de huidige infectie, alsook tegen eventuele latere infecties. Dit wordt de immuunrespons genoemd die moet leiden tot immunologische bescherming. In de darmwand bevinden er zich gespecialiseerde lymfoiëde weefsels, de Peyerse platen. Deze zijn afgelijnd door een epitheel bestaande uit M(icrofold)-cellen die virussen of antigenen van virussen doorgeven aan de onderliggende lymfoïede cellen, zoals antigenpresenterende cellen, B-lymfocyten en T-lymfocyten.
Hieronder worden beknopt de belangrijkste interacties tussen deze cellen weergegeven.
Stacks Image 682


Figuur 1. Peyerse platen in het darmweefsel


Het rotavirus wordt na passage door de M-cel doorgegeven aan de antigen-presenterende cel en de B-lymfocyt, die het virus zullen verwerken. Op deze manier zal de antigen-presenterende cel stukjes virus op zijn oppervlak presenteren die vervolgens herkend worden door T-lymfocyten (Figuur 2A). Deze zullen hierop als een reactie cytokines vrijstellen (Figuur 2A) die de B-lymfocyt doen differentiëren in een plasmacel (Figuur 2B). Deze plasmacellen zullen snel beginnen delen en migreren naar de lamina propria van de darmvilli. Hier produceren ze grote hoeveelheden IgA antistoffen die via transcytose doorheen de enterocyt in het darmlumen terechtkomen (Figuur 2C). Tijdens dit proces verkrijgen ze een secretorische component (SIgA) die de antistoffen beschermt tegen de proteolytische omgeving van in het darmlumen. De SIgA antistoffen neutralizeren viruspartikels in het darmlumen en zorgen ervoor dat ze de doelwitcellen niet meer kunnen infecteren. Op deze manier is het varken beschermd tegen herinfecties met het rotavirus.


Stacks Image 773
Stacks Image 798
Stacks Image 796


Figuur 2. Immuunrespons tegenover het rotavirus



Bij het varken zijn de plasmacellen die gestimuleerd worden in de darm ook in staat om te migreren naar het melkklierweefsel. Hier treden deze cellen uit de bloedbaan en nestelen ze zich in het bindweefsel van de uier, onder het epitheel van de melkklier. Opnieuw secreteren de plasmacellen hier IgA antistoffen en na transcytose doorheen het melkklierepitheel worden ze als SIgA uitgescheiden in de melk. De zeugenmelk die rijk is aan deze SIgA antistoffen wordt vervolgens opgenomen door de biggen, waardoor de SIgA's terechtkomen in het darmlumen van de jonge zuigende biggen. In het darmlumen kunnen ze aanwezige rotavirussen neutralizeren en ervoor zorgen dat de biggen niet geïnfecteerd worden en geen diarree ontwikkelen. Deze bescherming wordt ook wel lactogene immuniteit genoemd.
Om voldoende SIgA antistoffen te produceren in de melk is het belangrijk dat ze zeug voldoende in contact komt met het rotavirus via haar darmkanaal.
Stacks Image 846


Figuur 3. Lactogene immuniteit


Zoals eerder vermeld zullen de lactogene SIgA antistoffen de jonge biggen beschermen tegenover een infectie met het rotavirus. Bij zeugen met een goed ontwikkelde lactogene immuniteit is dit het geval (Figuur 4). Bij het spenen valt de melk van de zeug abrupt weg en als gevolg hiervan verdwijnen ook de SIgA antistoffen die ze hiermede opnamen (Figuur 4). Wanneer een infectie met het rotavirus op dit moment optreedt, zal deze niet meer geneutraliseerd kunnen worden door de SIgA antistoffen uit de melk en zal deze dus kunnen aanslaan. Dit kan leiden tot de ontwikkeling van diarree.

Stacks Image 928


Figuur 4. Het belang van de lactogene immuniteit in de bescherming tegenover het rotavirus.




Terug naar Replicatie